FOKKERIJ

 

Het voorbrengen van onze geiten op keuringen en tentoonstellingen
 
In het jaarboek, dat de Engelse Bond van Geitehouders in 1956 voor de 35ste maal uitgaf, troffen we veel lezenwaardigs, naast de vele zeer mooie en goede foto’s.
Zo ook het artikeltje over bovenstaand onderwerp, geschreven door Patricia Sawyer, dat we, hoewel momenteel de tijd van de geitenfokdagen voorbij is, toch belangrijk genoeg achten u er een en ander, vrij vertaald, van weer te geven.

 
Tentoonstellingen zijn etalages van de geitenfokker. Of we nu meedoen uit geldelijk belang of zuiver voor genoegen, we moeten er rekening mee houden, dat we onder het alziend oog van het publiek zijn!
We behoren daarom grondig te zorgen dat dit vertoon van de hoogste mogelijke kwaliteit is. Deze uitstalling in onze winkeletalage omvat niet alleen het artikel, in ons geval: de geit, maar ook de winkelbediende en de aankleding van het raam. We zouden wel verbluft staan van de winkelbediende, die ons iets heel moois zou trachten te verkopen, terwijl hij zelf in slonzige kleding gehuld ging, een sigaret hangend aan zijn onderlip en we zouden waarschijnlijk iedere belangstelling voor dat moois laten varen als de winkel stoffig zou zijn en bestrooid met restanten van gehouden maaltijden.
Onze zeer goede dieren worden al te dikwijls zo gepresenteerd en het is geen wonder, dat de bezoekers ons soms niet voor vol aanzien.

Als we besluiten met een dier naar een fokveedag of tentoonstelling te gaan, moet het vanzelfsprekend een goed exemplaar van zijn ras zijn. De geit, die erg in het oog lopende fouten heeft, moet mijn inziens, zelfs wanneer het een best melkdier is, in doekjes worden gewikkeld en uitsluitend aan een melkwedstrijd meedoen. Ofschoon ik er ernstig aan twijfel of zo’n dier uberhaupt moet worden getoond.

Als de geit lichamelijk niet fit is, zal de beste verzorging en al uw wassen en poetsen niet veel resultaat hebben. Wanneer we een geit zien met een mooie glans, zal dit bijna steeds samengaan met een innerlijke goede conditie.

De voorbereiding voor een tentoonstelling behoort ten minste een maand tevoren te beginnen. Hieronder valt ook een behandeling tegen wormen, als we deze bij onderzoek mochten ontdekken.
De hoeven behoren goed op tijd bijgesneden te worden, anders kan onze geit op de fokdag niet normaal stappen en zich in haar voordeel tonen.
Het is niet nodig of wenselijk de krachtvoergiften vlak voor of tijdens een tentoonstelling op te voeren. Dit kan tot allerlei moeilijkheden aanleiding geven.

De slecht getrainde geit kan de bietebouw in de ring worden, en hoewel het leuk kan zijn bij wijze van circusuitvoering, het is bepaald slecht voor het humeur van de jury. Wanneer u iedere dag een paar minuten oefent, kunnen deze dolle sprongen vermeden worden.
Als u met uw geit begint te oefenen, dient u goed te bedenken, welke fouten u bij uw dier moet trachten weg te werken en welke goede eigenschappen naar voren moeten worden gebracht.
Het is jammer te zien hoe de goede kansen van een uitmuntend dier bedorven worden door een eigenaar, die op deze dingen niet let.
Begin met de geiten te oefenen als ze nog jong zijn, leer ze te volgen en geef ze leiding.
 
Corrie 989 S.  Kampioen produktiegeit 1956-1957.
1751 kg melk met 4.35 %vet in 344 dagen.
Eigenaar: P.J. Rosenboom, Leiderdorp.
Trijntje II. 1a en kampioene driejarige melkgeiten
op de geitenkeuring Bergum in 1956.
Eigenaar: M. Meijer, Wijnjeterp.
   
Zo’n tentoonstelling is geen eenvoudige zaak, vooral wanneer men verschillende dieren in afzonderlijke klassen heeft. Maar de zaak kan vlotter gaan lopen, wanneer de opgestelde dieren gemakkelijk los en vast te maken zijn, en als men bijvoorbeeld halsbandjes en leidtouwen netjes bij de hand heeft hangen, en nummers en veiligheidsspelden in de zak heeft.
Hang wat verschillend soort voer voor uw geit op, zodat ze er niet hongerig hoeft uit te zien.
Wanneer u in verschillende klassen moet opkomen, dient voor de nodige hulp gezorgd te worden, om wachten te vermijden.
Jurylid zijn tot ieders tevredenheid eist concentratie, en deze kan worden verstoord wanneer deelnemers niet op tijd komen, of soms met het verkeerde nummer of zelfs met het verkeerde dier!

En nu de voorbrenger zelf. Wanneer de geit tot in de puntjes is verzorgd, zou men verwachten dat de man aan zichzelf ook iets zal hebben gedaan. Helaas, soms ontbreekt hieraan nog wel eens iets. Sigaretten in de mond past niet. Niet alleen, omdat ze een slappe verschijning laten zien, ook omdat het gevaar oplevert voor mens en dier, daar het strooisel in een minimum van tijd in vlammen op kan gaan.

Staat de voorbrenger rustig? Praat hij niet te veel? Houdt hij steeds oog op geit en jury, vooral om te zorgen dat ze goed staat en geen nijdige uitval naar haar rivalen kan doen? Voldoet hij aan alle vragen van de jury zo vlug hij kan? Onthoudt hij zich van gezellige babbeltjes met de jury, hoe beste vrienden ze ook kunnen zijn? Beseft hij dat een tentoonstelling niet is gewonnen of verloren voor de zaak geheel af is? Zal hij elke beslissing van de jury sportief accepteren? Beseft hij, dat de beslissing van de jury bindend is of loopt hij na afloop van de een naar de ander, om diens oordeel te vernemen, ook vergetend, dat de juryleden vaak een verschillende kijk hebben? En tenslotte, beseft hij een goede sportman te zijn, die, winnaar of verliezer, de prachtige traditie van sportmanschap met ophouden?

Wij menen, dat verschillende punten uit het bovenstaande ook voor vele van onze eigen geitenhouders stof voor overdenking en gesprek kunnen opleveren.
Ir. H. Eikelboom
"De Geitenhouder", april 1957 

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG